Söktermen afzetten har 33 resultat
NL Holländska SV Svenska
afzetten (v) [geneeskunde] {n} amputera (v) [geneeskunde]
afzetten (v) [baan] {n} detronisera (v) [baan]
afzetten (v) [bezorgen] {n} detronisera (v) [bezorgen]
afzetten (v) [onttronen] {n} detronisera (v) [onttronen]
afzetten (v) [baan] {n} störta från tronen (v) [baan]
afzetten (v) [bezorgen] {n} störta från tronen (v) [bezorgen]
afzetten (v) [onttronen] {n} störta från tronen (v) [onttronen]
afzetten (v) [elektrisch apparaat] {n} slå av (v) [elektrisch apparaat]
afzetten (v) [To surgically remove a body part] {n} amputera (v) [To surgically remove a body part]
afzetten (v) [to remove (a leader) from office] {n} avsätta (v) [to remove (a leader) from office]
afzetten (v) [licht] {n} släcka (v) [licht]
afzetten (n) [oneerlijkheid] {n} bedrägeri (n) {n} [oneerlijkheid]
afzetten (v) [employé] {n} företa en utrensning (v) [employé]
afzetten (v) [baan] {n} friställa (v) [baan]
afzetten (v) [onttronen] {n} friställa (v) [onttronen]
afzetten (n) [oneerlijkheid] {n} skurkstreck (n) {n} [oneerlijkheid]
afzetten (v) [bedrog] {n} lura av (v) [bedrog]
afzetten (v) [geld] {n} snyta från (v) [geld]
afzetten (v) [onttronen] {n} avsätta (v) [onttronen]
afzetten (v) [employé] {n} avsätta (v) [employé]
afzetten (v) [bezorgen] {n} avsätta (v) [bezorgen]
afzetten (v) [baan] {n} avsätta (v) [baan]
afzetten (v) [onttronen] {n} avskeda (v) [onttronen]
afzetten (v) [baan] {n} avskeda (v) [baan]
afzetten (v) [onttronen] {n} släppa av (v) [onttronen]
afzetten (v) [bezorgen] {n} släppa av (v) [bezorgen]
afzetten (v) [onttronen] {n} lämna av (v) [onttronen]
afzetten (v) [bezorgen] {n} lämna av (v) [bezorgen]
afzetten (v) [algemeen] {n} sätta ned (v) [algemeen]
afzetten (v) [algemeen] {n} lägga ned (v) [algemeen]
afzetten (v) [elektrisch apparaat] {n} stänga av (v) [elektrisch apparaat]
afzetten (v) [geld] {n} lura på (v) [geld]
afzetten (v) [geld] {n} bedraga på (v) [geld]

Holländska Svenska översättingar

NL Synonymer för afzetten SV Översättningar
markeren [afzetten] mark down
afgeven [achterlaten] emit (formal)
afleveren [achterlaten] deliver
neerleggen [achterlaten] abdicate
droppen [achterlaten] trickle
afgrendelen [afsluiten] bolt
barricaderen [afsluiten] block
blokkeren [afsluiten] n block
versperren [afsluiten] obstruct
afsluiten [blokkeren] terminate (formal)
belemmeren [blokkeren] n stymie (formal)
weghalen [afhalen] remove
verwijderen [afhalen] expunge (formal)
achterlaten [droppen] abandon
afleggen [afbinden] abandon
afwerpen [afbinden] produce
afdoen [afbinden] expedite
afbinden [afdoen] ligature
afschuiven [afwerpen] slip off
beleggen [afbiezen] n cover