| avleda (v) [omdirigera] | | omleiden (v) [omdirigera] - omgeleid
- leiden om
- leidt om
- leidden om
- leidde om
| |
| avleda (v) [distrahera] | | omleiden (v) [distrahera] - omgeleid
- leiden om
- leidt om
- leidden om
- leidde om
| |
| avleda (v) [böja av] | | omleiden (v) [böja av] - omgeleid
- leiden om
- leidt om
- leidden om
- leidde om
| |
| avleda (v) [omdirigera] | | verstrooien (v) [omdirigera] - verstrooid
- verstrooien
- verstrooit
- verstrooiden
- verstrooide
| |
| avleda (v) [distrahera] | | verstrooien (v) [distrahera] - verstrooid
- verstrooien
- verstrooit
- verstrooiden
- verstrooide
| |
| avleda (v) [böja av] | | afbuigen (v) [böja av] - afgebogen
- buigt af
- buigen af
- boog af
- bogen af
| |
| avleda (v) [omdirigera] | | afleiden (v) [omdirigera] - afgeleid
- leiden af
- leidt af
- leidden af
- leidde af
| |
| avleda (v) [obtain (something) from something else] | | afleiden (v) [obtain (something) from something else] - afgeleid
- leiden af
- leidt af
- leidden af
- leidde af
| |
| avleda (v) [distrahera] | | afleiden (v) [distrahera] - afgeleid
- leiden af
- leidt af
- leidden af
- leidde af
| |
| avleda (v) [böja av] | | afleiden (v) [böja av] - afgeleid
- leiden af
- leidt af
- leidden af
- leidde af
| |
| avleda (v) [omdirigera] | | afwijken (v) [omdirigera] - afgeweken
- wijken af
- wijkt af
- week af
- weken af
| |
| avleda (v) [distrahera] | | afwijken (v) [distrahera] - afgeweken
- wijken af
- wijkt af
- week af
- weken af
| |
| avleda (v) [böja av] | | afwijken (v) [böja av] - afgeweken
- wijken af
- wijkt af
- week af
- weken af
| |
| avleda (v) [omdirigera] | | afbuigen (v) [omdirigera] - afgebogen
- buigt af
- buigen af
- boog af
- bogen af
| |
| avleda (v) [distrahera] | | afbuigen (v) [distrahera] - afgebogen
- buigt af
- buigen af
- boog af
- bogen af
| |