| dela (adj v n) [divide itself into separate pieces or substances] | | scheiden (adj v n) {n} [divide itself into separate pieces or substances] - gescheiden
- scheidt
- scheiden
- scheidden
- scheidde
| |
| dela (adj v n) [disunite something from one thing] | | scheiden (adj v n) {n} [disunite something from one thing] - gescheiden
- scheidt
- scheiden
- scheidden
- scheidde
| |
| dela (adj v n) [cause (things or people) to be separate] | | scheiden (adj v n) {n} [cause (things or people) to be separate] - gescheiden
- scheidt
- scheiden
- scheidden
- scheidde
| |
| dela (v) [klassifikation] | | indelen (v) [klassifikation] - ingedeeld
- deelt in
- delen in
- deelden in
- deelde in
| |
| dela (v) [del] | | indelen (v) [del] - ingedeeld
- deelt in
- delen in
- deelden in
- deelde in
| |
| dela (v n) [split into two or more parts] | | verdelen (v n) [split into two or more parts] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (adj n v) [share out] | | verdelen (adj n v) [share out] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (v) [konkurrens] | | verdelen (v) [konkurrens] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (v) [klassifikation] | | verdelen (v) [klassifikation] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (v) [klassifikation] | | schikken (v) [klassifikation] - geschikt
- schikt
- schikken
- schikten
- schikte
| |
| dela (v) [del] | | verdelen (v) [del] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (v) [allmän] | | verdelen (v) [allmän] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (n v adj) [administer in portions] | | verdelen (n v adj) [administer in portions] - verdeeld
- verdeelt
- verdelen
- verdeelden
- verdeelde
| |
| dela (v n) [share by dividing] | | delen (v n) [share by dividing] - gedeeld
- delen
- deelt
- deelde
- deelden
| |
| dela (v) [konkurrens] | | delen (v) [konkurrens] - gedeeld
- delen
- deelt
- deelde
- deelden
| |
| dela (v) [klassifikation] | | delen (v) [klassifikation] - gedeeld
- delen
- deelt
- deelde
- deelden
| |
| dela (v) [del] | | delen (v) [del] - gedeeld
- delen
- deelt
- deelde
- deelden
| |
| dela (v) [allmän] | | delen (v) [allmän] - gedeeld
- delen
- deelt
- deelde
- deelden
| |
| dela (v) [klassifikation] | | klasseren (v) [klassifikation] - geklasseerd
- klasseren
- klasseert
- klasseerde
- klasseerden
| |
| dela (v) [klassifikation] | | classificeren (v) [klassifikation] - geclassificeerd
- classificeert
- classificeren
- classificeerde
- classificeerden
| |
| dela (v) [klassifikation] | | rangschikken (v) [klassifikation] - gerangschikt
- rangschikken
- rangschikt
- rangschikten
- rangschikte
| |
| dela (v) [klassifikation] | | ordenen (v) [klassifikation] - geördend
- ordent
- ordenen
- ordenden
- ordende
| |