Söktermen openbreken har 41 resultat
NL Holländska SV Svenska
openbreken (v) [eieren] {n} spräcka (v) [eieren]
openbreken (v) [openen] {n} tvinga (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} tvinga (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} bryta upp (v) [eieren]
openbreken (v) [intransitief] {n} bryta upp (v) [intransitief]
NL Holländska SV Svenska
openbreken (v) [openen] {n} bryta upp (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} bryta upp (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} bända upp (v) [eieren]
openbreken (v) [intransitief] {n} bända upp (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} bända upp (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} bända upp (v) [transitief]
openbreken (v) [intransitief] {n} tvinga (v) [intransitief]
openbreken (v) [geneeskunde] {n} spräcka (v) [geneeskunde]
openbreken (v) [intransitief] {n} spräcka (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} spräcka (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} spräcka (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} spränga (v) [eieren]
openbreken (v) [geneeskunde] {n} spränga (v) [geneeskunde]
openbreken (v) [intransitief] {n} spränga (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} spränga (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} spränga (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} gå upp (v) [eieren]
openbreken (v) [geneeskunde] {n} brista (v) [geneeskunde]
openbreken (v) [intransitief] {n} brista (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} brista (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} brista (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} spricka (v) [eieren]
openbreken (v) [geneeskunde] {n} spricka (v) [geneeskunde]
openbreken (v) [intransitief] {n} spricka (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} spricka (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} spricka (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} brista (v) [eieren]
openbreken (v) [geneeskunde] {n} gå upp (v) [geneeskunde]
openbreken (v) [intransitief] {n} gå upp (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} gå upp (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} gå upp (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} kläckas (v) [eieren]
openbreken (v) [intransitief] {n} kläckas (v) [intransitief]
openbreken (v) [openen] {n} kläckas (v) [openen]
openbreken (v) [transitief] {n} kläckas (v) [transitief]
openbreken (v) [eieren] {n} tvinga (v) [eieren]

Holländska Svenska översättingar

NL Synonymer för openbreken SV Översättningar
losbreken [afbreken] partir-se
opbreken [afbreken] desintegrar
verbreken [forceren] cortar
binnendringen [kraken] invadir
inbreken [kraken] invadir e roubar
openmaken [kraken] destrancar
afbreken [opbreken] desmontar
kraken [binnendringen] arrebentar