Söktermen skilja har 14 resultat
SV | Svenska | NL | Holländska | |
| skilja (v) [to deviate] | | afwijken (v) [to deviate] - afgeweken
- wijkt af
- wijken af
- weken af
- week af
| |
| skilja (v) [gräns] | | afscheiden (v) [gräns] - afgescheiden
- scheiden af
- scheidt af
- scheidden af
- scheidde af
| |
| skilja (v) [separera] | | afscheiden (v) [separera] - afgescheiden
- scheiden af
- scheidt af
- scheidden af
- scheidde af
| |
| skilja (v) [skiljevägg] | | afscheiden (v) [skiljevägg] - afgescheiden
- scheiden af
- scheidt af
- scheidden af
- scheidde af
| |
| skilja (v) [jämförelse] | | onderscheiden (v) [jämförelse] - onderscheiden
- onderscheiden
- onderscheidt
- onderscheidde
- onderscheidden
| |
SV | Svenska | NL | Holländska | |
| skilja (v) [olikhet] | | onderscheiden (v) [olikhet] - onderscheiden
- onderscheiden
- onderscheidt
- onderscheidde
- onderscheidden
| |
| skilja (n v) [to distinguish or differentiate] | | onderscheiden (n v) [to distinguish or differentiate] - onderscheiden
- onderscheiden
- onderscheidt
- onderscheidde
- onderscheidden
| |
| skilja (adj v n) [disunite something from one thing] | | scheiden (adj v n) {n} [disunite something from one thing] - gescheiden
- scheiden
- scheidt
- scheidde
- scheidden
| |
| skilja (v) [gräns] | | scheiden (v) {n} [gräns] - gescheiden
- scheiden
- scheidt
- scheidde
- scheidden
| |
| skilja (v) [separera] | | scheiden (v) {n} [separera] - gescheiden
- scheiden
- scheidt
- scheidde
- scheidden
| |
| skilja (v) [skiljevägg] | | scheiden (v) {n} [skiljevägg] - gescheiden
- scheiden
- scheidt
- scheidde
- scheidden
| |
| skilja (v) [jämförelse] | | differentiëren (v) [jämförelse] - gedifferentieerd
- differentiëren
- differentieert
- differentieerde
- differentieerden
| |
| skilja (v) [olikhet] | | differentiëren (v) [olikhet] - gedifferentieerd
- differentiëren
- differentieert
- differentieerde
- differentieerden
| |
| skilja (n v) [to distinguish or differentiate] | | differentiëren (n v) [to distinguish or differentiate] - gedifferentieerd
- differentiëren
- differentieert
- differentieerde
- differentieerden
| |