| skingra (v) [allmän] | | afschrikken (v) [allmän] - afgeschrikt
- schrikt af
- schrikken af
- schrikte af
- schrikten af
| |
| skingra (v) [allmän] | | wegjagen (v) [allmän] - weggejaagd
- jagen weg
- jaagt weg
- joeg weg
- joegen weg
| |
| skingra (v) [allmän] | | verdrijven (v) [allmän] - verdreven
- verdrijft
- verdrijven
- verdreven
- verdreef
| |
| skingra (v) [allmän] | | verjagen (v) [allmän] - verjaagd
- verjagen
- verjaagt
- verjoegen
- verjoeg
| |
| skingra (v n) [to disperse a group] | | ontbinden (v n) [to disperse a group] - ontbonden
- ontbinden
- ontbindt
- ontbonden
- ontbond
| |
| skingra (v) [to disperse] | | uiteengaan (v) [to disperse] - uiteengegaan
- gaan uiteen
- gingen uiteen
| |
| skingra (v) [djur] | | uiteendrijven (v) [djur] - uiteengedreven
- drijven uiteen
- drijft uiteen
- dreven uiteen
- dreef uiteen
| |
| skingra (v n) [to disperse a group] | | uiteendrijven (v n) [to disperse a group] - uiteengedreven
- drijven uiteen
- drijft uiteen
- dreven uiteen
- dreef uiteen
| |
| skingra (n) [to disperse, scatter] | | uitstrooien (n) [to disperse, scatter] - uitgestrooid
- strooit uit
- strooien uit
- strooide uit
- strooiden uit
| |
| skingra (v) [to disperse] | | uiteenspatten (v) [to disperse] - uiteengespat
- spatten uiteen
- spatten uiteen
| |
| skingra (n) [to disperse, scatter] | | verbreiden (n) [to disperse, scatter] | |