| upphäva (v) [angelägenhet] | | cancellen (v) [angelägenhet] - gecanceld
- cancelt
- cancellen
- cancelden
- cancelde
| |
| upphäva (v) [annullera] | | cancellen (v) [annullera] - gecanceld
- cancelt
- cancellen
- cancelden
- cancelde
| |
| upphäva (v) [lagar] | | cancellen (v) [lagar] - gecanceld
- cancelt
- cancellen
- cancelden
- cancelde
| |
| upphäva (v) [rättsvetenskap] | | ontkrachten (v) [rättsvetenskap] - ontkracht
- ontkracht
- ontkrachten
- ontkrachtten
- ontkrachtte
| |
| upphäva (v) [annullera] | | nietig verklaren (v) [annullera] | |
| upphäva (v) [lagar] | | nietig verklaren (v) [lagar] | |
| upphäva (v) [annullera] | | ongeldig maken (v) [annullera] | |
| upphäva (v) [angelägenhet] | | herroepen (v) [angelägenhet] - herroepen
- herroept
- herroepen
- herriepen
- herriep
| |
| upphäva (adj n v) [to make invalid or worthless] | | ongeldig maken (adj n v) [to make invalid or worthless] | |
| upphäva (v) [lagar] | | vernietigen (v) {n} [lagar] - vernietigd
- vernietigt
- vernietigen
- vernietigden
- vernietigde
| |
| upphäva (v) [rättsvetenskap] | | suspenderen (v) [rättsvetenskap] - gesuspendeerd
- suspenderen
- suspendeert
- suspendeerden
- suspendeerde
| |
| upphäva (v) [rättsvetenskap] | | overbodig maken (v) [rättsvetenskap] | |
| upphäva (v) [angelägenhet] | | terugschroeven (v) [angelägenhet] - teruggeschroefd
- schroeft terug
- schroeven terug
- schroefde terug
- schroefden terug
| |
| upphäva (v) [annullera] | | terugschroeven (v) [annullera] - teruggeschroefd
- schroeft terug
- schroeven terug
- schroefde terug
- schroefden terug
| |
| upphäva (v) [angelägenhet] | | terugdraaien (v) [angelägenhet] - teruggedraaid
- draaien terug
- draait terug
- draaide terug
- draaiden terug
| |
| upphäva (v) [annullera] | | terugdraaien (v) [annullera] - teruggedraaid
- draaien terug
- draait terug
- draaide terug
- draaiden terug
| |
| upphäva (v) [repeal, annul, or declare void] | | terugtrekken (v) [repeal, annul, or declare void] - teruggetrokken
- trekken terug
- trekt terug
- trokken terug
- trok terug
| |
| upphäva (v n) [to cancel] | | terugtrekken (v n) [to cancel] - teruggetrokken
- trekken terug
- trekt terug
- trokken terug
- trok terug
| |
| upphäva (v) [overksamhet] | | nietig maken (v) [overksamhet] | |
| upphäva (v n) [invalidate, annul] | | annuleren (v n) [invalidate, annul] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (v) [lagar] | | opheffen (v) {n} [lagar] - opgeheven
- heft op
- heffen op
- hieven op
- hief op
| |
| upphäva (v) [annullera] | | afschaffen (v) [annullera] - afgeschaft
- schaft af
- schaffen af
- schaften af
- schafte af
| |
| upphäva (v) [lagar] | | afschaffen (v) [lagar] - afgeschaft
- schaft af
- schaffen af
- schaften af
- schafte af
| |
| upphäva (v n) [to cancel] | | afschaffen (v n) [to cancel] - afgeschaft
- schaft af
- schaffen af
- schaften af
- schafte af
| |
| upphäva (v) [annullera] | | een eind maken aan (v) [annullera] | |
| upphäva (v) [lagar] | | een eind maken aan (v) [lagar] | |
| upphäva (v) [annullera] | | tenietdoen (v) [annullera] - tenietgedaan
- doen teniet
- doet teniet
- deed teniet
- deden teniet
| |
| upphäva (v) [lagar] | | tenietdoen (v) [lagar] - tenietgedaan
- doen teniet
- doet teniet
- deed teniet
- deden teniet
| |
| upphäva (v) [overksamhet] | | tenietdoen (v) [overksamhet] - tenietgedaan
- doen teniet
- doet teniet
- deed teniet
- deden teniet
| |
| upphäva (v) [angelägenhet] | | annuleren (v) [angelägenhet] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (v) [annullera] | | annuleren (v) [annullera] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (v) [annullera] | | opheffen (v) {n} [annullera] - opgeheven
- heft op
- heffen op
- hieven op
- hief op
| |
| upphäva (v) [lagar] | | annuleren (v) [lagar] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (v) [repeal, annul, or declare void] | | annuleren (v) [repeal, annul, or declare void] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (v n) [to cancel] | | annuleren (v n) [to cancel] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (adj n v) [to make invalid or worthless] | | annuleren (adj n v) [to make invalid or worthless] - geannuleerd
- annuleert
- annuleren
- annuleerde
- annuleerden
| |
| upphäva (v) [angelägenhet] | | afgelasten (v) [angelägenhet] - afgelast
- gelasten af
- gelast af
- gelastte af
- gelastten af
| |
| upphäva (v) [annullera] | | afgelasten (v) [annullera] - afgelast
- gelasten af
- gelast af
- gelastte af
- gelastten af
| |
| upphäva (v) [lagar] | | afgelasten (v) [lagar] - afgelast
- gelasten af
- gelast af
- gelastte af
- gelastten af
| |
| upphäva (v) [angelägenhet] | | intrekken (v) [angelägenhet] - ingetrokken
- trekken in
- trekt in
- trokken in
- trok in
| |
| upphäva (v) [annullera] | | intrekken (v) [annullera] - ingetrokken
- trekken in
- trekt in
- trokken in
- trok in
| |
| upphäva (v) [lagar] | | intrekken (v) [lagar] - ingetrokken
- trekken in
- trekt in
- trokken in
- trok in
| |