| förringa (v) [värde] | | verkleinen (v) [värde] - verkleind
- verkleinen
- verkleint
- verkleinde
- verkleinden
| |
| förringa (v) [rykte] | | verkleinen (v) [rykte] - verkleind
- verkleinen
- verkleint
- verkleinde
- verkleinden
| |
| förringa (v) [allmän] | | goedpraten (v) [allmän] - goedgepraat
- praten goed
- praat goed
- praatten goed
- praatte goed
| |
| förringa (v n) [to bring down or reduce to a lower state] | | reduceren (v n) [to bring down or reduce to a lower state] - gereduceerd
- reduceren
- reduceert
- reduceerden
- reduceerde
| |
| förringa (v) [to knowingly say that something is smaller or less important than it actually is] | | afkraken (v) [to knowingly say that something is smaller or less important than it actually is] - afgekraakt
- kraakt af
- kraken af
- kraakte af
- kraakten af
| |
| förringa (v) [to knowingly say that something is smaller or less important than it actually is] | | kleineren (v) [to knowingly say that something is smaller or less important than it actually is] - gekleineerd
- kleineert
- kleineren
- kleineerden
- kleineerde
| |
| förringa (v) [rykte] | | verminderen (v) [rykte] - verminderd
- vermindert
- verminderen
- verminderden
- verminderde
| |
| förringa (v) [rykte] | | inbreuk maken op (v) [rykte] | |
| förringa (n v) [to dishonor by a comparison] | | onteren (n v) [to dishonor by a comparison] - onteerd
- onteert
- onteren
- onteerden
- onteerde
| |
| förringa (v) [allmän] | | vergoelijken (v) [allmän] - vergoelijkt
- vergoelijken
- vergoelijkt
- vergoelijkten
- vergoelijkte
| |
| förringa (v n) [to bring down or reduce to a lower state] | | verlagen (v n) [to bring down or reduce to a lower state] - verlaagd
- verlaagt
- verlagen
- verlaagde
- verlaagden
| |
| förringa (v n) [to bring down or reduce to a lower state] | | verlichten (v n) [to bring down or reduce to a lower state] - verlicht
- verlicht
- verlichten
- verlichtte
- verlichtten
| |
| förringa (v) [allmän] | | verzachten (v) [allmän] - verzacht
- verzacht
- verzachten
- verzachtte
- verzachtten
| |
| förringa (v) [värde] | | schaden (v) [värde] - geschaad
- schaadt
- schaden
- schaadde
- schaadden
| |
| förringa (v) [rykte] | | schaden (v) [rykte] - geschaad
- schaadt
- schaden
- schaadde
- schaadden
| |
| förringa (v) [värde] | | verminderen (v) [värde] - verminderd
- vermindert
- verminderen
- verminderden
- verminderde
| |
| förringa (v n) [to bring down or reduce to a lower state] | | verminderen (v n) [to bring down or reduce to a lower state] - verminderd
- vermindert
- verminderen
- verminderden
- verminderde
| |