| utföra (v) [uträtta] | | verwezenlijken (v) [uträtta] - verwezenlijkt
- verwezenlijkt
- verwezenlijken
- verwezenlijkten
- verwezenlijkte
| |
| utföra (v) [uppgift] | | verwezenlijken (v) [uppgift] - verwezenlijkt
- verwezenlijkt
- verwezenlijken
- verwezenlijkten
- verwezenlijkte
| |
| utföra (v) [uppgift] | | vervullen (v) [uppgift] - vervuld
- vervullen
- vervult
- vervulde
- vervulden
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | vervullen (v) [uppdrag] - vervuld
- vervullen
- vervult
- vervulde
- vervulden
| |
| utföra (v) [uträtta] | | realiseren (v) [uträtta] - gerealiseerd
- realiseren
- realiseert
- realiseerden
- realiseerde
| |
| utföra (v) [uppgift] | | realiseren (v) [uppgift] - gerealiseerd
- realiseren
- realiseert
- realiseerden
- realiseerde
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | realiseren (v) [uppdrag] - gerealiseerd
- realiseren
- realiseert
- realiseerden
- realiseerde
| |
| utföra (v) [befallning] | | realiseren (v) [befallning] - gerealiseerd
- realiseren
- realiseert
- realiseerden
- realiseerde
| |
| utföra (v) [uträtta] | | volbrengen (v) [uträtta] - volbracht
- volbrengen
- volbrengt
- volbrachten
- volbracht
| |
| utföra (v) [uppgift] | | volbrengen (v) [uppgift] - volbracht
- volbrengen
- volbrengt
- volbrachten
- volbracht
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | volbrengen (v) [uppdrag] - volbracht
- volbrengen
- volbrengt
- volbrachten
- volbracht
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | voltooien (v) [uppdrag] - voltooid
- voltooit
- voltooien
- voltooiden
- voltooide
| |
| utföra (v) [uträtta] | | verrichten (v) [uträtta] - verricht
- verrichten
- verricht
- verrichtten
- verrichtte
| |
| utföra (v) [uppgift] | | verrichten (v) [uppgift] - verricht
- verrichten
- verricht
- verrichtten
- verrichtte
| |
| utföra (v) [befallning] | | verrichten (v) [befallning] - verricht
- verrichten
- verricht
- verrichtten
- verrichtte
| |
| utföra (v) [uträtta] | | uitvoeren (v) {n} [uträtta] - uitgevoerd
- voeren uit
- voert uit
- voerden uit
- voerde uit
| |
| utföra (v) [uppgift] | | uitvoeren (v) {n} [uppgift] - uitgevoerd
- voeren uit
- voert uit
- voerden uit
- voerde uit
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | uitvoeren (v) {n} [uppdrag] - uitgevoerd
- voeren uit
- voert uit
- voerden uit
- voerde uit
| |
| utföra (v) [befallning] | | uitvoeren (v) {n} [befallning] - uitgevoerd
- voeren uit
- voert uit
- voerden uit
- voerde uit
| |
| utföra (v) [uträtta] | | erachter komen (v) [uträtta] | |
| utföra (v) [uträtta] | | bereiken (v) {n} [uträtta] - bereikt
- bereiken
- bereikt
- bereikte
- bereikten
| |
| utföra (v) [uppgift] | | afwerken (v) [uppgift] - afgewerkt
- werkt af
- werken af
- werkte af
- werkten af
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | afwerken (v) [uppdrag] - afgewerkt
- werkt af
- werken af
- werkte af
- werkten af
| |
| utföra (v) [uppgift] | | afmaken (v) [uppgift] - afgemaakt
- maken af
- maakt af
- maakte af
- maakten af
| |
| utföra (v) [uppdrag] | | afmaken (v) [uppdrag] - afgemaakt
- maken af
- maakt af
- maakte af
- maakten af
| |
| utföra (v) [uppgift] | | voltooien (v) [uppgift] - voltooid
- voltooit
- voltooien
- voltooiden
- voltooide
| |